17 oktober 2016

Hoe zit het met de ‘humanitaire ondergrens’ in Amsterdam?

Elke dag zit Sinouh op het houten bankje in de gang van het ASKV; slachtoffer van een spelletje pingpong tussen de gemeente Amsterdam, Drachten en het Rijk. Hij wacht op een plek in de Amsterdamse bed-bad-brood voorziening, een sobere opvang voor vluchtelingen die (nog) niet legaal in Nederland verblijven. Burgemeester Van der Laan heeft zich altijd hard gemaakt voor deze ‘humanitaire ondergrens’. Ook in de gemeenteraad is herhaaldelijk bevestigd, zowel door het college van Burgemeester & Wethouders als door verschillende raadsleden, dat in Amsterdam geen vluchtelingen op straat mogen slapen.

Helaas is deze ambitie inmiddels door de werkelijkheid achterhaald. Alle beschikbare plekken in de bed-bad-brood zijn bezet. Verschillende niet-gouvernementele alternatieven zijn de afgelopen jaren gestopt (vaak om financiële redenen). Amsterdam heeft lange tijd geprobeerd om bij gebrek aan opvangplekken door te verwijzen naar voorzieningen in andere steden, maar die zijn in steeds mindere mate bereid om dit soort hoofdstedelijke verzoeken te honoreren.

Vooral het begrip ‘regiobinding’ leidt tot veel problemen, omdat veel gemeentes alleen nog opvang willen bieden aan ongedocumenteerden die binding hebben met hun stad (bijvoorbeeld omdat ze er kinderen op school hebben of er in een asielzoekerscentrum zaten). Het begrip is subjectief en gemeentes wijzen vaak naar elkaar. Want wanneer is de band stevig genoeg om niet meer onder het verzoek uit te kunnen? En wat te doen met mensen die na een langdurig en futiel verblijf in vreemdelingenbewaring op straat komen te staan? Is gevangenschap in Zeist reden om daar onderdak te mogen claimen?

Wanneer gemeentes elkaar niet uit de brand helpen, wijst men naar het Rijk. De vrijheidsbeperkende locatie (VBL) is een zogenaamde ‘voorliggende voorziening’: de plek waar mensen zonder verblijfsvergunning hun vertrek dienen voor te bereiden. Maar zelfs in deze grimmige locatie is opvang geen garantie. Als bij aanmelding wordt vermoed dat uitzetting niet binnen twaalf weken te realiseren valt, dan is onderdak in deze VBL niet aan de orde. Waar aanvankelijk binnenkomen de uitdaging is, bleek in mei van dit jaar dat 45 van de 350 bewoners langer dan een jaar in de VBL vast zat omdat twaalf weken in de praktijk een te optimistische termijn is. De paradox is compleet.

In de afgelopen week tijd heeft het ASKV al een half dozijn bezoekers gehad voor wie geen plek in de bed-bad-brood bestond. Onze kleine opvanglocaties kunnen de beperkingen van het landelijk of lokaal vangnet niet (lang) compenseren. Bereidheid tot samenwerking tussen gemeentes lijkt beperkt en doorverwijzing naar de VBL is meer dan bewerkelijk. Het gevolg? Vluchtelingen die slapen in het park – lag die tijd niet achter ons?

1eb9d44

Karel Hendriks is algemeen coördinator van het ASKV / Steunpunt Vluchtelingen.

Geplaatst in:

Opinie