1 november 2019

Benja
1989,  Angola Gevlucht in 2002.
Heeft tijdelijke status.
Procedure in verband met B9-regeling loopt nog.

‘Die middag legde mijn vader twee Amerikaanse munten in mijn hand. “Kameraad van me,” zei hij, “bewaar ze goed, via deze munten neem je me overal mee.” Ik was dertien jaar.

Februari 2002. Het was een feestdag, iedereen liep relaxed rond in de villawijk waar we woonden, maar thuis was de spanning om te snijden. Mijn vader stond onder grote druk. Als oud-medewerker van de inlichtingendienst van de mpla, de regeringspartij, deden ze een dringend beroep op hem. Hij moest korte metten maken met een opstandige groepering. Hij wist wat “korte metten maken” betekende en weigerde. Zijn vroegere collega’s sloegen steeds dreigender taal uit. Die avond rond zes uur stond een arrestatieteam voor de deur. Mee!

“Van mijn vader heb ik geleerd: als er moeilijke dingen in je leven gebeuren, maak er dan werk van”

Benja in het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’, te bestellen via deze link

Mijn broer en ik verstopten ons in de kelder. Door een raampje zagen we alles. De oud-collega van mijn vader die de arrestatie leidde en mijn moeder die ook naar buiten kwam. Mijn vader die niet mee wilde, zich hevig verzette, een geweer probeerde af te pakken en in elkaar werd getrapt.We hoorden het geschreeuw en er klonken schoten. Daarna gingen ze het huis binnen op zoek naar ons. Mijn broer verstopte me onder een hoop kleren. Intussen was de hele buurt uitgelopen en het arrestatieteam vertrok. “Doe je ogen dicht,” zei mijn broer toen we naar buiten kwamen. Maar ik móést kijken en zag mijn vader doorzeefd met kogels. Mijn moeder lag er stil naast, ook onder het bloed. Ik viel flauw. In het ziekenhuis stond mijn vaders beste vriend naast mijn bed. “Wegwezen,” zei hij. Hij was zijn vertrouweling. Mijn vader had alles van te voren al geregeld.

Kort daarna landden we met een rechtstreekse vlucht vanuit Namibië op Schiphol. Op die vlucht werden we begeleid door een Nederlander die in Angola voor een ngo [Non- Gouvernementele Organisatie] met kinderen werkte. Op Schiphol werden mijn oudere broer en ik gescheiden. Ik was dertien en het voelde alsof ik in de ruimte zweefde, als een ufo. Ik mocht een paar maanden op verhaal komen bij de ngo-man. Zo noem ik hem maar. Daar ging het niet goed. Ik werd seksueel misbruikt door hem en zijn vrienden, maar vertelde het niemand en zeker niet aan mijn broer die de man heel dankbaar was.

Na een paar maanden kwamen mijn broer en ik in asielzoekerscentrum Eindhoven en toen pas kwam de woede, maar die richtte zich op mijn broer, terwijl ik vreemd genoeg geen woede voelde voor de NGO-man.

Mijn oma zei altijd: “Als een schaap ergens komt, zorgt-ie dat zijn ruimte netjes blijft.” Ik ben me razendsnel gaan aanpassen.

We werden door de ind verhoord, maar kregen geen verblijfsvergunning. “Het zijn bandieten die je vader hebben overvallen, jullie kunnen gewoon terug,” zeiden ze.

In 2003 gingen mijn broer en ik naar het asielzoekerscentrum in Deventer. Ik wilde alleen maar hard werken, me niet laten gijzelen door mijn verleden. Ik ging naar de taalschool, deed de Cito-toets. Toen naar de havo. Alles ging goed, maar omdat er geen uit- zicht was op een verblijfsvergunning en ik op mijn achttiende Nederland zou moeten verlaten, kreeg ik het advies een beroepsopleiding te doen. Dus naar het roc waar ik de bouwopleiding deed.

In 2006 kregen mijn broer en ik van de Raad van State de definitieve afwijzing en moest ik me iedere dinsdag melden op het politiebureau. In januari 2007 hielden ze me een week in een betonnen cel, met een betonnen bed en een raampje bovenin. De muren kwamen op me af. Ik dacht dat ik gek werd. Uiteindelijk werden mijn broer en ik overgeplaatst naar Ter Apel. Ik stond erbij toen ze hem vroegen alles in te pakken. Er zat een blok beton in me, ik at niet meer, werd stil en voelde me van top tot teen verdoofd. Een paar maanden later vertelde een mevrouw dat hij uitgezet was. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord.

Alles was me afgenomen en toch voelde ik me sterk. Ik zat inmiddels in de Bajesboot in Dordrecht op een kamer met vier mensen, weinig ventilatie, paar uurtjes luchten, een streng regiem en ik was volkomen uitgeput.

Het Angolese consulaat in Rotterdam weigerde medewerking aan mijn gedwongen terugkeer. Uiteindelijk werd ik vrijgelaten en kreeg ik achtenveertig uur de tijd om Nederland te verlaten. Ik ging naar vrienden in Deventer, maar de vreemdelingenpolitie zat me letterlijk achterna. Ik vertrok naar België en wilde van daaruit naar Lyon om me te melden bij het Vreemdelingenlegioen. Een Angolese vriend vroeg of ik krankzinnig was geworden. Hij zag mijn verbittering. “Jij bent een gevaarlijke cocktail!” zei hij.

Hij kende een organisatie die mij kon helpen, zo kwam ik bij het ASKV.

Bij het ASKV heb ik alles verteld en zij geloofden me. Ze hoorden me niet uit. Ik was ook geen knuffel-Angolees. Ze legden me rustig een aantal mogelijkheden voor en zochten een nieuwe advocaat. Die zei dat ik onder de B9-regeling [indien sprake is van mensenhandel] zou vallen als ik aangifte deed van het seksuele misbruik, en dat de dreiging van onmiddellijke uitzetting dan zou worden weggenomen. Ze gaven mij de touwtjes weer in handen!

Het onderzoek naar de Nederlandse ngo-man werd gestart. De afloop is onzeker, maar als mijn B9-termijn is verlopen, probeert mijn advocaat een voortgezet verblijf te regelen. Het ASKV bood me ook een psycholoog aan. Dat waardeerde ik, maar ik wil zélf mijn drive vinden.

Na 2010 ben ik over mijn verleden gaan praten. In het begin voelde ik mijn lippen trillen, ik zweefde, kreeg kippenvel. Nu lukt het, ik blijf gewoon op de grond staan. Ik ben mijn eigen psycholoog.

Als het ASKV niet op mijn pad was gekomen, dan was ik vanuit België doorgereisd naar Frankrijk om me te melden bij het Vreemdelingenlegioen.

Ik ben nu vierentwintig, en als ik in Nederland mag blijven wil ik een HBO-opleiding doen. Maatschappelijk werk. Ik wil een goede Nederlander worden, maar ik kan hier niet vrolijk leven terwijl in Afrika mensen kapot gaan. Van mijn vader heb ik geleerd: als er moeilijke dingen in je leven gebeuren, maak er dan werk van. Toen ik klein was kreeg ik zó veel wijsheid van mijn vader mee, dat ik achteraf steeds meer het gevoel krijg dat hij wist wat hem te wachten stond.’

TEKST: Fieneke Diamand
FOTO: Ben Krewinkel

Geplaatst in:

Life story