19 juni 2023

Op 6 juni zijn in de Eerste Kamer de langverwachte wetsvoorstellen over staatloosheid eindelijk aangenomen. Dit is een enorme mijlpaal voor ons werk rondom staatloosheid in Nederland. Maar we zijn we er nog niet. 

De nieuwe wetgeving heeft enkele belangrijke tekortkomingen. Het ontbreken van verblijfsrechten voor erkende staatlozen.  En het (problematische) vereiste van ‘stabiel hoofdverblijf’ binnen het optierecht op Nederlanderschap voor staatloze kinderen die in Nederland zijn geboren zonder rechtmatig verblijf. De nieuwe wetgeving schiet tekort in bescherming voor meest kwetsbare staatloze mensen. 

Groep mensen blijft onzichtbaar 

In een wereld waarin nationaliteit vaak wordt beschouwd als vanzelfsprekend, blijft een groep mensen onzichtbaar en gemarginaliseerd: staatloze mensen. Iemand die staatloos is heeft geen nationaliteit. Dit betekent dat ze niet de basisrechten hebben die de meesten als vanzelfsprekend beschouwen: reizen of werken, trouwen of de geboorte van hun kind registreren. Als gevolg hiervan bevinden veel staatloze mensen zich in een marginale positie, en lopen ze het risico op discriminatie en schendingen van hun rechten.

Geen gehoor van Van der Burg

De nieuwe wetgeving voorziet in de mogelijkheid om staatloosheid vast te laten stellen door een bestuursorgaan wanneer deze evident is. De regels hiervoor zijn inmiddels vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. In hun reactie hebben zeven grote gemeenten gevraagd om ruimte voor de menselijke maat, door de gemeenten de mogelijkheid te geven om staatloosheid vast te laten stellen in situaties die niet expliciet genoemd worden in de nu beperkte lijst van criteria. Het is teleurstellend dat juist nu, wanneer er meer aandacht wordt gevraagd voor de menselijke maat en discretionaire bevoegdheid van ambtenaren, Staatssecretaris van der Burg geen gehoor geeft aan deze oproep. 

Geen bescherming tegen uitzetting 

Een ander zorgwekkend aspect is het ontbreken van bescherming tegen uitzetting tijdens de procedure. Het is schrijnend dat staatlozen, ondanks hun kwetsbare positie, nog steeds geconfronteerd kunnen worden met detentie en uitzetting door de Dienst Terugkeer en Vertrek. Een ander punt van kritiek op de wetsvoorstellen is het vereiste van een ‘stabiel’ hoofdverblijf. Deze wet voegt met ‘stabiel’ een extra eis toe: het kind en diens ouders mogen hun vertrek niet frustreren en zich niet aan het toezicht onttrekken. 

Discriminatie op basis van verblijfsstatus

Het is problematisch dat er twee verschillende regelingen zijn voor kinderen met en zonder rechtmatig verblijf, wat neerkomt op discriminatie op basis van verblijfsstatus en het handelen van de ouders. Kinderen mogen niet gestraft worden voor het gedrag van hun ouders, zoals vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag. Deze wet gaat opnieuw uit van de misbruikende burger als norm, wat resulteert in een onnodig strenge wetgeving. Een lange periode van onzekerheid tijdens verblijf in een gezinslocatie, het gebrek aan toekomstperspectief voor het kind en gestraft worden voor het gedrag van een ouder – hoe is dit in het belang van het kind? 

Zorgen blijven bestaan

Hoewel er wetten zijn aangenomen om de cyclus van staatloosheid in Nederland te beëindigen, blijven er zorgen bestaan voor de effectieve bescherming van de groep die juist het zou moeten helpen. Wij van ASKV pleiten voor gelijke kansen voor in Nederland geboren staatloze kinderen met en zonder verblijfsvergunning. 

Fotocredit: Ben Wicks/Unsplash

Geplaatst in:

Staatloosheid