23 januari 2019

Poltu

1956, Bangladesh
In 1986 gevlucht.
Sinds eind 1987 actief
geweest bij het ASKV.
Is al jaren Nederlander.

‘Amsterdams Solidariteits Komitee Vluchtelingen, ASKV,’ zegt Poltu in staccato, als ik hem bel voor een afspraak. Hij lacht: ‘Ja, daar heb ik een goede tijd gehad.’ En hij vertelt er graag over. Niet over zijn vluchtverhaal of de asielprocedure, dat is te veel privé en eigenlijk niet meer belangrijk, zeker niet voor anderen. ‘Dat was een ander leven, in een andere tijd. Ik ben nu Nederlander.’

“Vluchtelingen moet je niet zomaar op straat zetten”

Poltu in het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’, te bestellen via deze link

Jong, kritisch en journalist. In het dictatoriaal geregeerde Bangladesh van de jaren tachtig was dit een levensgevaarlijke cocktail. Poltu besloot in 1986 zijn heil te zoeken in het Westen. Hij was 30 jaar toen hij zijn geboorteland ontvluchtte. Via allerlei omzwervingen kwam hij in Nederland terecht en slaagde hij erin hier een nieuw leven op te bouwen. Eind 1987 ging Poltu aan de slag bij het ASKV, waar hij andere vluchtelingen hielp hun weg te vinden in Nederland.

Het ASKV was belangrijk voor Poltu toen hij net in Nederland was. Hij ging er niet heen voor hulp. Zijn procedure liep wel redelijk, hij had onderdak, een goede advocaat en ‘genoeg verstand om mezelf te redden’. Poltu kwam juist bij het steunpunt om andere vluchtelingen te helpen.

Het leverde hem ook wat op. ‘Als je net in een nieuw land bent, ken je niemand en raak je compleet geïsoleerd als je niet oppast. Dat is een van de grootste bedreigingen voor een vluchteling als hij nog in de procedure zit of afgewezen is. Bij het ASKV en Steunpunt Vluchtelingen in De Pijp waar ik aan de slag ging, vond ik een sociaal netwerk. Dat was van groot belang voor mij. Het werk en de mensen die ik daar leerde kennen, waren een eerste schakel naar mijn leven in Nederland.’

Het was aanpoten bij het ASKV, zeker in die beginjaren. Ze wilden de vluchtelingen die er aanklopten veel bieden: huisvesting, juridische hulp, geld voor eten, medische hulp en Nederlandse taalles.

Poltu: ‘Met die taallessen liep het steunpunt toen eigenlijk ver voorop. Waar de overheid pas veel later begon te hameren op het belang van het leren van de Nederlandse taal, organiseerde het steunpunt al snel goede taalcursussen. Het werd daarbij geholpen door hoogleraren van de Vrije Universiteit die vrijwillig de lessen in elkaar zetten en ze ook gaven aan de vluchtelingen.’ De ironie ervan ziet Poltu wel: ‘Nu is het allemaal verplicht. Toen waren wij er al van overtuigd dat vluchtelingen zo snel mogelijk Nederlands moesten kunnen leren. Het maakte niet uit of ze legaal of illegaal waren, met een status of nog in procedure.
We zagen destijds al het grote belang ervan in.’

Zelf hield Poltu zich jarenlang bezig met het zoeken van goede huisvesting voor de mensen die bij het steunpunt aanklopten. Het ging om zo’n tien tot twintig hulpzoekenden per maand. ‘We maakten afspraken met de stadsdelen. Door de stadsvernieuwing kwamen veel sloopwoningen tijdelijk leeg te staan, die konden we dan voor 75 gulden per maand huren voor onze mensen. Ik zorgde dat er gas en water werd aangesloten. Zo slaagden we erin veel mensen, soms hele gezinnen, aan een redelijk onderdak te helpen. Via de Nassaukerk leverden we meubels en andere basale inboedel bij ze af. Vluchtelingen in Amsterdam kwamen toen niet zomaar op straat terecht.’

Maar in de loop van de jaren viel het Poltu steeds zwaarder zich te blijven inzetten voor het ASKV. Nederland draaide de duimschroeven van het asielbeleid aan. Het werd harder en genadelozer voor vluchtelingen die werden afgewezen, maar die niet terug konden en kunnen naar hun geboorteland. Dit leidde tot kleine, maar ook grotere drama’s.

Verschillende gebeurtenissen spoken nog in zijn hoofd. Steevast zijn dat verhalen van uitgeprocedeerde vluchtelingen die hij kende en die het niet redden. Er sijpelden verhalen door van uitgezette vluchtelingen die bij terugkeer in hun land werden opgepakt, gemarteld of zelfs vermoord. Zulke verhalen grepen Poltu steeds erg aan.

‘Na vier, bijna vijf jaar werk voor het steunpunt kwam ik tot de conclusie dat ik niet mijn hele leven met deze pijnlijke verhalen geconfronteerd wilde worden. Het werk leverde veel op, het steunpunt betekent immens veel voor de mensen. Maar het is ook een hoop misère die je steeds ziet,’ zegt Poltu. Hij voelde dat hij nieuwe stappen moest zetten, verdergaan met zijn leven in Nederland.

Hij kreeg werk als financieel administrateur bij debatcentrum De Balie. Later werkte hij bij de stichting Mixt, de organisator van de befaamde muziekfestivals Racism Beat It! Hij vond er precies het goede en het positieve waarnaar hij op zoek was.

Recent was Poltu nog op bezoek in Bangladesh. Zijn geboorteland heeft vooruitgang geboekt, zoals veel Aziatische landen. Corrupt is het er nog steeds, maar het gaat langzaam vooruit met de democratie en mensenrechten. Zo erg als in de jaren tachtig is het niet meer. Toch hoeft hij er niet meer te wonen, een terugkeer sluit hij uit. ‘Inmiddels ben ik Nederlander geworden. Het is leuk om even in Bangladesh te zijn. Als ik in de hoofdstad Dhaka rondloop, vraag ik me af wat ik er doe, wat al die mensen bezighoudt, het is vreemd voor me. Ik ben er geboren, maar het is niet meer mijn land.’

Recent was Poltu nog op bezoek in Bangladesh. Zijn geboorteland heeft vooruitgang geboekt, zoals veel Aziatische landen. Corrupt is het er nog steeds, maar het gaat langzaam vooruit met de democratie en mensenrechten. Zo erg als in de jaren tachtig is het niet meer. Toch hoeft hij er niet meer te wonen, een terugkeer sluit hij uit. ‘Inmiddels ben ik Nederlander geworden. Het is leuk om even in Bangladesh te zijn. Als ik in de hoofdstad Dhaka rondloop, vraag ik me af wat ik er doe, wat al die mensen bezighoudt, het is vreemd voor me. Ik ben er geboren, maar het is niet meer mijn land.’

Uit het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV‘: Bestellen via deze link

TEKST: Hans van Boxtel
FOTO:  Sander Troelstra

Geplaatst in:

Life story